Help, mijn konijn tolt!

Stappenplan voor eerste zorgen door de dierenarts:

In twee eerdere Vet Info’s hebben we het gehad over anorexie bij konijnen en hoe je konijnen kan dwangvoederen en een neusslokdarmsonde kan plaatsen. In deze Vet Info hebben we het over het konijn met evenwichtsproblemen. 

Een konijn met scheve kopstand of een dat tolt, is heel angstaanjagend voor eigenaars.

Eerst en vooral is het belangrijk om te zorgen dat het konijn zich niet kan verwonden tijdens het tollen en dat het blijft eten. Dit kan je doen door het dier in te bakeren met handdoeken en hooi/groenvoer voor zijn neus aan te bieden.

Vaak hebben de dieren meerdere neurologische symptomen zoals nystagmus en strabismus.

Diagnose:

Differentiaal diagnostisch moet je denken aan Encephalitozoon cuniculi, otitis media door Pasteurella- of Psoroptes-infectie, Toxoplasma en trauma. Om tot een definitieve diagnose te komen, begin je zoals altijd met een uitgebreid lichamelijk onderzoek. Je start je onderzoek bij de kop en start met de oren.

Hangoor-konijnen hebben gemakkelijk last van ophoping van oorsmeer gezien hun anatomische bouw en de inwerking van de zwaartekracht. Dit veroorzaakt  een auriculaire diverticulose t.h.v. de oorbasis en kan uitbreiden tot een secundaire otitis media.  Bij auriculaire diverticulose ontstaat vaak ook een nervus fascialis paralyse. Bij de aangetaste kant is de lip opgetrokken, waardoor de symmetrie van de kop verloren gaat. Konijnen met scheve kopstand gaat vaak gepaard met nystagmus en strabismus. Bij niet hangoren zal otitis media vaker ontstaan door snot (Pasteurella) die opklimt vanuit de tuba auditiva (buis van Eustachius). Elk konijn is gevoelig voor infecties met Psoroptes cuniculi die otitis externa veroorzaken en secundair overgaan naar otitis media. Psoroptes is heel gemakkelijk te herkennen onder de microscoop.

Bij het lichamelijk onderzoek is temperatuur meten zeker belangrijk. De normale temperatuur van een konijn is 38-40°C. Hypothermie zie je eerder bij dieren die te weinig eten. En hyperthermie bij konijnen met een zware infectie of hitteslag.

Net als bij kat en hond geeft de huidturgor een indicatie over de hydratatietoestand. E. cuniculi. kan erge uitdrogingsverschijnselen en in erge gevallen nieraantasting veroorzaken. 

Een eenvoudige en belangrijke test is het bepalen van de bloedglucosespiegel want dit zegt al heel veel over de algemene toestand van het dier. Normale bloedglucosewaarde in het bloed is 8-12 mmol/l. Hypoglycemie wijst op anorexie of hyporexie, hyperglycemie zie je typisch bij pijn. Hoe hoger de glycemie, hoe hoger de pijn. Een bijkomende snelle test die je kan doen is de berekening van de eiwit/creatinine ratio op de urine. Aanwezigheid van significante hoeveelheden eiwit in de urine wijzen op nierproblemen. Nierproblemen zijn vaak gelinkt aan Encephalitozoon cuniculi infecties.

Om otitis media te bevestigen, kan je laterale, oblique en dorsoventrale röntgenfoto’s van de kop nemen. Hierop kan je bij otitis zien dat de aangetaste bulla gevuld is met vocht. Bij chronische gevallen zie je ook botmisvormingen van de bulla. Deze zijn natuurlijk beter vast te stellen d.m.v een CT scan.

Het aantonen van Encephalitozoon cuniculi kan via een PCR test op de urine. Bij lensinfecties kan ook oogvocht gebruikt worden. Probleem voor de diagnostiek is dat de parasiet niet continu uitgescheiden wordt, waardoor vals negatieve uitslagen mogelijk zijn. Een andere mogelijkheid om Encephalitozoon cuniculi aan te tonen, is door bepaling van antistoftiters. IgM wordt heel snel na infectie aangemaakt en is na 45 dagen niet meer aantoonbaar. Dit in tegenstelling tot IgG antistoffen die iets later aangemaakt worden, maar tot een jaar aantoonbaar blijven. Enkel bij een stijging van IgM antistoffen kan je spreken over een actieve infectie. Als enkel IgG positief is, wil dit zeggen dat het konijn ooit een infectie heeft doorgemaakt, maar dat deze op dit moment niet meer actief is. De symptomen zijn dus niet te verklaren door E. cuniculi waardoor er verder moet gezocht worden naar de werkelijke oorzaak.

Otitis en E. cuniculi zijn de meest voorkomende oorzaken van tollen bij een konijn.

Een minder vaak voorkomende infectie is een encefalitis door Toxoplasma gondii. Om dit te bevestigen kunnen ook antistoffen hiertegen aangetoond worden.

Voor controle van de nierfunctie kan bloed genomen worden en SDMA bepaald worden. De cut-off waarde is, net zoals voor honden en katten, 14 µg/dL bij het konijn.

Behandeling:

Eerst en vooral is het belangrijk om te zorgen dat het konijn zich niet kan verwonden. Dit kan je doen door ze in te bakeren. Hierdoor kunnen ze ook gemakkelijker eten. Ook een donkere, verwarmde kooi behoort tot de basisbehandeling. 

Daarnaast kan je medicatie geven om het tollen tegen te gaan. Dit kan je doen door enerzijds het konijn lichtjes te sederen met midazolam (0,5 mg/kg IM of IV). Een aanrader is medicatie specifiek gericht tegen de evenwichtsstoornissen nl. meclizine (2-12 mg/kg q 8 – 12u PO) en maropitant (4-10 mg/kg q 24u SC of PO). Bij bacteriële infectie kan je als eerste keuze antibioticum gebruik maken van doxycycline (2.5 mg/kg q 12u PO).

Indien geen beterschap op medicatie kan er overgegaan worden tot een spoeling van het middenoor d.m.v. een myringotomie. Een diepe oorswab voor bacteriecultuur is altijd aangeraden. Bij auriculaire diverticulose wordt best een partial ear canal ablation (PECA) gedaan, om te zorgen dat het oorsmeer weg kan en niet continu druk blijft uitoefenen op het middenoor.

Toxoplasmose reageert ook goed op behandeling met doxycycline.

Voor de behandeling van E. cuniculi wordt er gebruik gemaakt van fenbendazole (20 mg/kg q 24u gedurende 28 d PO). Belangrijk is om te beseffen is dat fenbendazole beenmergsuppressie kan geven bij konijnen. Om deze reden mag je enkel bij bevestiging van diagnose behandelen. Het verdwijnen van de symptomen tijdens behandeling zonder diagnose wil niet zeggen dat het dier besmet was met Encephalitozoon.

Bij heel erge tollers kan je gedurende enkele dagen gebruik maken van dexamethason (1 mg/kg q 24u SC). Al wordt dit enkel aangeraden bij ernstige gevallen. In de meeste gevallen kan de ontstekingsreactie ook onder controle geraken met meloxicam (0.6 mg/kg q 12-24u PO, SC, of IM)*.

Ondanks een tollend konijn er voor de eigenaar heel ernstig uitziet, herstellen heel veel dieren. Belangrijk is om een diagnose te stellen d.m.v. onderzoeken (PCR, RX en bloedonderzoek).

*Een studie heeft aangetoond dat een meloxicam dosis tot 1.5 mg/kg q 24u PO of SC, wanneer gegeven aan jonge gezonde konijnen met goede hydratatietoestand, goed verdragen werd wanneer toegediend voor 5 opeenvolgende dagen. 

Document voor eigenaars ‘Houden van Konijnen?

OVT leden hebben toegang tot het instructiedocument dat we hebben opgesteld voor eigenaars in verband met het correct houden van konijnen. Klik hier om naar het document te gaan.

Wil je meer leren over konijnen?

Volg dan het webinar: Anesthesie, analgesie en chirurgie bij konijn, fret en cavia. Door Sören Decraene, DVM.

Leertraject ‘Exotics 101’

Heb jij een bijzondere interesse in exoten (kleine zoogdieren, vogels en reptielen)? Dan is ons nieuwe leertraject iets voor jou! Klik hier voor meer informatie. 

Referenties

Quesenberry KE, Orcutt CE, Mans C and Carpenter JW. Ferrets, Rabbits and Rodents: clinical medicine and surgery. BSAVA manual 2020;4th Edition.

Smith MV. Textbook of Rabbit Medicine. 2022, 3rd edition.

Verwante artikelen

Reacties

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *